Parasitair Profiel van het melkveebedrijf
Met het Parasitair Profiel wil men de worminfecties die de dieren hebben opgelopen tijdens het weideseizoen onderzoeken en op bedrijfsniveau een inschatting maken van de economische impact van parasitaire besmettingen.
Op de tankmelk wordt de optische densiteit ratio (ODR) van antistoffen, gericht tegen O. ostertagi en F. hepatica, bepaald. Een uitgebreide praktijkstudie toonde voor deze twee parasieten aan dat vanaf een bepaalde ODR significante tot zeer significante verminderingen van de melkproductie kunnen optreden. Aan de hand van de resultaten kan bekeken worden of er kans is op economische verliezen en kan indien nodig een behandeling ingezet worden. Om het parasitair profiel compleet te maken, kan men tegelijkertijd het jongvee monitoren via een pepsinogeenbepaling in het bloed.
Waarom een Parasitair Profiel uitvoeren?
De klimatologische omstandigheden kunnen erg wisselend zijn van jaar tot jaar gedurende de zomer waardoor de invloed van parasitaire infecties ook enorm kan variëren van jaar tot jaar. Een jaarlijkse evaluatie van de situatie is dus zeer aangewezen. Bepaal daarom best het parasitair profiel kort na het opstallen. Het is immers een eenvoudig werkinstrument om een aantal belangrijke vragen in verband met parasitaire controle te beantwoorden. Is een opstalbehandeling nodig? Was de dit jaar uitgevoerde controle van O. ostertagi voldoende, goed of teveel? Hoe volgend jaar aan parasitaire bestrijding doen op het bedrijf?
Hoe werkt het Parasitair Profiel?
Het Parasitair Profiel werd ontwikkeld door het Laboratorium voor Parasitologie van de Faculteit Diergeneeskunde in samenwerking met Merial.
Ostertagia ostertagi en Fasciola hepatica antistoffendosering in tankmelk (ODR-bepaling)
Alle volwassen runderen met weidecontact zijn in uiteenlopende mate drager van Ostertagia ostertagi ter hoogte van de lebmaag. De graad van blootstelling is rechtstreeks gecorreleerd met het ostertagi IgG antistofgehalte in het serum en in de melk. Hetzelfde geldt voor F. hepatica op leverbotgevoelige bedrijven. IgG ELISA op tankmelk bleek een betrouwbare indicatie op te leveren voor de ernst van een bedrijfsinfestatie door beide parasieten. Wat betreft O. ostertagi, toonde een uitgebreide praktijkstudie aan dat vanaf een bepaalde optische densiteit ratio (ODR) een significante tot zeer significante vermindering van de melkproductie kan optreden. Voor leverbot kwam men eveneens tot deze vaststelling.
Aan de hand van de ODR-resultaten op tankmelk kan dus vastgesteld worden of een anthelmintische bedrijfsbehandeling verantwoord is. Het is tevens mogelijk de productieverliezen op een bedrijf in te schatten als gevolg van een bepaalde graad van parasitaire besmetting.
Grafiek: Resultaten ODR (optische densiteit ratio) op tankmelk voor Ostertagia ostertagi in 2018 en het geschat effect op de melkproductie.
Interpretatie resultaten O. Ostertagi
De resultaten van de ODR-bepalingen geven je de mogelijkheid om de infestatiegraad van de melkveestapel te beoordelen en eventueel een behandeling voor te stellen waarvan het verwachte effect normaal gezien zal overeenkomen met de geschatte productiedaling in de grafiek.
Voorbeeld: bedrijf met ODR-waarde 0,9
- Het bedrijf verliest ten gevolge van de O. ostertagi-infestatie gemiddeld een productie van 1,2 kg/koe/dag.
- Rekening houdend met het betrouwbaarheidsinterval situeert de geschatte productiedaling zich tussen de 0,8 en 1,7 kg/koe/dag.
- Van een behandeling van de ganse melkveestapel mag een productiestijging verwacht worden in lijn met deze cijfers.
Interpretatie resultaten F. hepatica
De Fasciola tankmelk ELISA identificeert bedrijven waar meer dan 25% van de dieren antistoffen in het bloed vertonen tegen leverbot. Bedrijven met een ODR < 0,30 worden als negatief beschouwd (negatief). Een ODR tussen 0,30 en 0,50 wijst op een hoge kans voor leverbotbesmetting, echter zonder belangrijke productieverliezen (grijze zone). Een ODR > 0,50 wijst op een besmetting met leverbot (positief) met vermoedelijk negatieve gevolgen op de melkgift en fertiliteit.
Pepsinogeengehaltebepaling jongvee
De pepsinogeentest geeft informatie over het voorbije weideseizoen en de parasitaire blootstelling van de opgestalde dieren. De test laat tevens toe beslissingen te treffen voor het komende weideseizoen.
Indien men spreekt over het parasitair profiel van een melkveebedrijf mag men het jongvee dat een eerste weideseizoen achter de rug heeft niet vergeten. Deze dieren zijn immers de toekomst van het bedrijf. Hiervoor is het best het pepsinogeengehalte in het serum van enkele dieren te bepalen. Pepsinogeen is een enzyme dat vrijkomt in de lebmaag door beschadiging van het slijmvlies door parasitaire besmetting. Aan de hand hiervan kan men een inschatting maken van het management inzake parasietenbestrijding bij het jongvee op het bedrijf.
In 6 bloedstalen bij eerste weideseizoenskalveren wordt het serum-pepsinogeengehalte onderzocht. De pepsinogeentest geeft informatie over de infestatie met O. ostertagi gedurende het voorbije weideseizoen. Aan de hand van de resultaten en een enquête over het voorbije weideseizoen kan de dierenarts samen met de veehouder beslissen of een opstalbehandeling nodig is en de ontwormingsstrategie voor het volgende weideseizoen bepalen.
Interpretatie pepsinogeenwaarden < 1,2 U Tyr:
- Onvoldoende contact met de parasiet tijdens het afgelopen weideseizoen ten gevolge van:
o weidebeheer: tijdstip uitweiden, lengte weideseizoen, …?
o overvloedige of onaangepaste preventieve behandelingen? - Risico van onvoldoende immuniteitsopbouw voor tweede weideseizoen.
- Volgend jaar controleprogramma aanpassen!
Interpretatie pepsinogeenwaarden tussen 1,2 en 3,5 U Tyr:
- Voldoende contact met de parasiet tijdens afgelopen weideseizoen.
- Voldoende immuniteitsopbouw voor tweede weideseizoen.
- Controleprogramma ongewijzigd behouden.
Interpretatie pepsinogeenwaarden > 3,5 U Tyr:
- Te sterke blootstelling aan de parasiet tijdens het afgelopen weideseizoen met onderdrukking van groei en gewichtsaanzet ten gevolge van:
o weidebeheer: tijdstip uitweiden, lengte weideseizoen,…?
o ontoereikende of onaangepaste preventieve behandelingen?
- Opstalbehandeling noodzakelijk.
- Controleprogramma bij de eerste weideseizoenskalveren aanpassen voor het volgende weideseizoen!
Hoe aanvragen?
De onderzoeken op tankmelk worden bij MCC uitgevoerd. Je kunt een aanvraag indienen via het formulier diagnostiek melk van MCC; vink daarbij volgende items aan: antistoffen ostertagia en fasciola.
Of je neemt een aanvraagformulier van DGZ en schrijft er duidelijk bij dat het gaat om antistoffenbepaling via ODR-methode in tankmelk, fasciola en ostertagia.
De onderzoeken voor pepsinogeenbepaling in het bloed bij jongvee kan men aanvinken op het aanvraagformulier van DGZ, bij het onderdeel 'Klinische biochemie'.