Bacteriën als oorzaak van neonatale kalverdiarree (NKD)
Neonatale kalverdiarree (NKD) is de belangrijkste doodsoorzaak bij kalveren jonger dan een maand en treft één op de vijf kalveren. NKD wordt veroorzaakt door verschillende ziekteverwekkers, die verschillen in transmissieroutes en manieren van overleven in de omgeving. Een oorzaakgerichte aanpak van NKD is dan ook cruciaal. In dit nieuwsitem gaan we dieper in op de bacteriën die deze ziekte veroorzaken.
Wat is NKD?
Neonatale kalverdiarree (NKD) is al jaren een van de belangrijkste gezondheidsproblemen bij kalveren in hun eerste levensweken en wordt beschouwd als de meest gediagnosticeerde doodsoorzaak bij kalveren jonger dan een maand. Met één op de vijf kalveren die NKD ontwikkelen, is de impact op rundveebedrijven aanzienlijk: NKD leidt tot sterfte, aanzienlijke economische verliezen en een verminderde melkproductie op latere leeftijd.
In België wordt NKD meestal veroorzaakt door het boviene rotavirus, het boviene coronavirus, E. coli, Salmonella enterica en Cryptosporidium parvum. Deze ziekteverwekkers verschillen in transmissieroutes, biologie en overleving in de omgeving, wat een oorzaakgerichte aanpak essentieel maakt voor het beheersen van de ziekte en het nemen van de juiste preventieve maatregelen. In dit nieuwsitem richten we ons op de twee meest voorkomende bacteriën die NKD veroorzaken: E. Coli en Salmonella enterica.
E. coli en Salmonella enterica
Het E. coli-pathogeen omvat verschillende serotypes: enterotoxische E. coli (ETEC), de enteropathogene E. coli (EPEC) en de enterohemorrhagische E. coli (EHEC). De overdracht van alle E. coli-typen verloopt via een directe oro-fecale route van kalf naar kalf of koe naar kalf, wat inhoudt dat kleine mestfracties via de mond worden opgenomen. E. coli kan binnen de eerste 24 uur na de geboorte diarree veroorzaken en tevens leiden tot bloedvergiftiging (sepsis), waaraan de dieren kunnen overlijden.
Salmonella enterica kan eveneens ernstige problemen veroorzaken bij kalveren. In Vlaanderen zijn de meest bekende serotypes Dublin en Typhimurium. De overdracht gebeurt op dezelfde wijze als bij E. coli, namelijk via de directe oro-fecale route. Binnen een kudde kunnen volwassen dragerdieren zonder symptomen aanwezig zijn, maar onder invloed van stress kunnen deze periodiek reactiveren. Naast diarree kan Salmonella ook leiden tot bloedvergiftiging (sepsis) of aantasting van de longen.
Preventie
Diarree is één van de belangrijkste economische verliesposten op een rundveebedrijf. Het is dus cruciaal om een aantal preventieve maatregelen te nemen:
- Zorg voor optimaal biestmanagement
Bij virale kalverdiarree speelt biestmanagement een grote rol, aangezien de opname van voldoende biest cruciaal is voor de preventie ervan. Zorg ervoor dat het kalf na de geboorte minstens 300 g IgG opneemt. Dit voorziet het jonge kalf van specifieke, beschermende, moederlijke antistoffen en maakt het beter bestand tegen verhoogde infectiedruk. Het is raadzaam de biestkwaliteit te meten met een refractometer, proper materiaal te gebruiken en biestoverschot in de koelkast te bewaren. Door middel van bloedafname kan worden gecontroleerd of de kalveren voldoende biest hebben opgenomen (meer info over biestmanagement en de biestcheck). In deze serumanalyses dienen kalveren boven de 20 mg/L immuunglobulines te zitten om te kunnen spreken van een optimale biestopname. Vaccinatie van drachtige koeien en het geven van verlengde biestgift zijn eveneens effectieve maatregelen. Hyperimmunisatie van drachtige dieren is een bewezen controlemaatregel tegen E. coli. Bij Salmonella enterica is vaccinatie een genuanceerder verhaal, omwille van de beperkte kruisimmuniteit tussen de verschillende serotypes. Hierbij is het dus belangrijk om te weten welke Salmonella-stam aanwezig is op je bedrijf. - Houd de kalveren gescheiden.
Zowel E. coli als Salmonella enterica verspreiden zich tussen kalveren via de oro-fecale route, oftewel opname van kleine mestfracties via de mond. Huisvest jonge kalveren in individuele boxen/hutten tot de leeftijd van minstens 6 weken. Door het isoleren van zieke kalveren en looplijnen van jong naar oud op te zetten, verklein je de kans dat gevoelige kalveren in contact komen met deze bacteriën. Werk dus steeds van de meest gevoelige groepen naar minder gevoelige groepen. - Vermijd contact tussen kalveren en volwassen dieren.
Volwassen dieren kunnen jonge kalveren besmetten, waardoor het belangrijk is om kalveren apart te huisvesten. De afkalfstal vormt een groot risico voor pasgeboren kalveren, zorg er daarom voor dat de afkalfstal schoon is voordat een koe gaat afkalven, en gebruik het niet als ziekenboeg. - Ontsmet voldoende.
Zowel E. coli als Salmonella kunnen maanden in mest en de omgeving overleven. Indirecte overdracht is dus mogelijk via gecontamineerd materiaal. Het grondig reinigen en ontsmetten van het materiaal tussen verschillende groepen zal de verspreiding binnen het bedrijf beperken.
Binnenkort: Nieuw detectiepakket helpt bij aanpak en diagnose
Wanneer een of meerdere kalveren diarree krijgen, is het essentieel om na te gaan welke ziektekiemen de diarree veroorzaken. Laat de dieren steeds onderzoeken door een bedrijfsdierenarts, zo kan de juiste diagnose worden gesteld en de juiste maatregelen worden genomen.
Binnenkort lanceert DGZ een uitgebreid PCR-detectiepakket om met de hoogste gevoeligheid negen PCR-onderzoeken uit te voeren die de meest voorkomende oorzaken van NKD identificeren: boviene rotavirus, boviene coronavirus, E. coli, Salmonella enterica en Cryptosporidium parvum. Daarnaast zal er met pathotypering op basis van een E. coli-cultuur een onderscheid gemaakt kunnen worden tussen Enterotoxigenic Escherichia coli (ETEC), Enteropathogenic Escherichia coli (EPEC) en Enterohemorrhagic Escherichia coli (EHEC) én niet-pathogene E. coli-soorten. Houd onze nieuwsbrieven in de gaten voor meer informatie over de precieze datum van de lancering.