Weidekoorts
Weidekoorts, Pasture Fever of Tick Borne Fever is een aandoening die voorkomt bij zowel wilde als gedomesticeerde herkauwers. Deze ziekte, die overgedragen wordt door teken komt veelvuldig voor in de zuidelijke regio’s van Europa. Ook in landen met een meer gematigd klimaat, zoals België, is weidekoorts ondertussen endemisch. De ziekte kan soms epidemische vormen aannemen wanneer runderen na de winterstalperiode worden uitgeweid op met teken besmette weiden.
Besmettingsroute
Weidekoorts wordt veroorzaakt door de bacterie Anaplasma phagocytophilum, een kiem die na infectie gaat vermeerderen in het cytoplasma van de witte bloedcellen.
De Anaplasma-kiem wordt overgedragen door teken, zowel door larvaire vormen als door volwassen stadia van de teek. De kiem kan meer dan een jaar overleven in de teek, zelfs na overwintering van deze laatste. De runderen kunnen de ziekte ook krijgen wanneer ze toevallig met Anaplasma besmet bloed geïnjecteerd krijgen.
Symptomen
Klinische symptomen treden op 5 tot 14 dagen na de infectie. Het voornaamste symptoom is een langdurige hoge koorts die moeilijk te behandelen is.
Bij melkvee kan er tevens een plotse en massale daling van de melkgift zijn bij een reeks individuele dieren. Ook hoest, koorts, licht oedeem en zwelling op de achterpoten (10%) zijn mogelijke symptomen. Verder kan er abortus optreden en dit na het stadium van de acute infectie.
Een ander belangrijk effect van weidekoorts is de sterk negatieve invloed op de weerstand van de dieren waardoor er in de chronische fase van de ziekte een sterk verhoogde kans is op bijkomende infecties zoals longontsteking.
De ernst van het ziektebeeld is afhankelijk van de stam van de Anaplasma-kiem en uiteraard ook van de vatbaarheid van de gastheer.
Diagnose
De diagnose kan vermoed worden op basis van de symptomen en historiek (bv. aanwezigheid van teken op de dieren). Bloedonderzoek kan de diagnose bevestigen.
In de acute fase van de ziekte (eerste paar dagen) kan men enerzijds via een bloeduitstrijkje intracellulaire inclusies trachten aan te tonen en anderzijds via en PCR-test de kiem detecteren.
Na de acute fase (na 3-4 weken) kan men onderzoeken of er in gestold bloed of serum antistoffen aanwezig zijn.
Het moment van monstername voor diagnosestelling is zeer belangrijk: diagnose is vrij eenvoudig bij acute problematiek maar moeilijk bij chronische problematiek.
Preventie en behandeling
Behandeling is enkel mogelijk in de acute fase van de ziekte met specifieke antibiotica, maar zelfs dan zijn de behandelingsresultaten erg wisselend.
In de chronische fase zijn de resultaten van een antibioticabehandeling dikwijls teleurstellend. Hoe sneller men dus een behandeling kan starten, hoe beter het effect.
De meeste aandacht moet dan ook gericht zijn op preventie, en dit vooral bij en na het uitweiden van de dieren. Zo moet men weiden met te lang gras en in de nabijheid van dicht begroeide bossen of heggen vermijden. In deze weiden is de kans op teken immers groter.