078 05 05 23

  
Runderbesnoitiose is een typevoorbeeld van een ziekte die ‘aangekocht’ wordt: het aankopen van symptoomloze dragers, ingevoerd vanuit risicogebieden, vormt het grootste probleem.

Historisch komt besnoitiose voor in (sub)tropische gebieden. Maar ook in Portugal, de regio rond de Pyreneeën en het zuidwesten van Frankrijk raakte de ziekte wijdverspreid. Sinds 1995 rukt besnoitiose verder op naar het noorden en worden er gevallen gemeld in Zwitserland, Hongarije, Duitsland en het noorden van Frankrijk.

In België werd een eerste klinisch geval gediagnosticeerd in 2012 bij een uit Zuid-Frankrijk geïmporteerde stier. In 2019 zijn er nieuwe klinische gevallen vastgesteld op een Waals bedrijf bij een dier ingevoerd uit Frankrijk en op een ander Waals bedrijf bij een dier dat op het bedrijf zelf geboren was (geen link met import dus). 

Nieuw: wettelijk kader in 2024

In maart 2024 werd een ministerieel besluit uitgevaardigd dat bepaalt dat elke houder die een rund binnenbrengt afkomstig uit of geboren in een risicogebied, dit dier voor runderbesnoitiose moet laten testen. Bij een positief resultaat moet het dier geslacht worden. Deze maatregelen worden genomen om verdere spreiding van de ziekte binnen de Belgische rundveepopulatie te voorkomen. Meer info in dit nieuwsitem.

Voorkomen is beter dan genezen. Onderaan deze pagina vind je alle info over preventie en behandeling.

Besmettingsroute

Besnoitiose wordt veroorzaakt door de protozoaire (ééncellige) parasiet Besnoitia besnoiti. Deze past in het rijtje van andere eencellige parasieten zoals Neospora caninum, Toxoplasma gondii en Sarcocystis-soorten.

Tot op heden werd enkel overdracht van de ziekte via vectoren aangetoond hoewel er geen eenduidige specifieke vector aangetoond kan worden. Door het seizoensgebonden optreden van de ziekte, zijn vooral bloeddrinkende vliegen en dazen zoals Stomoxys calcitrans (of stalvlieg) belangrijke vectoren. De ziekte kan ook overgedragen worden via met bloed besmette naalden.

Symptomen

Bij de meeste runderen verloopt de infectie symptoomloos; soms is er enkel vorming van een heel beperkt aantal cysten ter hoogte van de oogslijmvliezen. Ook al hebben de dieren geen symptomen, toch kunnen ze een reservoir vormen en de besmetting doorgeven.

Een beperkt aantal dieren krijgt wel symptomen. Eerst is er koorts en depressie die 3 tot 10 dagen kan duren. In een iets latere fase ontstaat oedeem ter hoogte van de kop, hals, borststreek en ledematen. Soms hebben de koeien diarree; meestal valt ook de eetlust weg. Af en toe is er een ontsteking van de bovenste luchtwegen en bij stieren een ontsteking van de balzak.

Na 5 tot 6 weken kan zich een chronische fase ontwikkelen waarbij een algemene huidontsteking (of sclerodermatitis) ontstaat. Soms lijken deze huidletsels sterk op deze veroorzaakt door fotosensibilisatie. De huid wordt hard, dik en het haar valt uit. Er verschijnen huidplooien en barsten waarin secundaire bacteriële infecties en/of huidmadenziekte (myasis) kunnen ontstaan. Dit is meestal heel pijnlijk en het geneest heel moeilijk. Meestal leidt dit tot euthanasie van het dier.
 

Rund met besnoitiosegezwel

Bron: Dr. J-P Alzieu (Laboratoire Vétérinaire Départemental de l’Ariège)
Foto 1: Rund met oedeem ter hoogte van de kop, hals en borststreek

Rund met besnoitiose huidletsels aan de hals
©Ph. Le Nard

Rund met besnoitiose huidletsels en huidplooien

Bron: Dr. J-P Alzieu (Laboratoire Vétérinaire Départemental de l’Ariège)

Foto 2 en 3: In de chronische fase van de ziekte ontwikkelt het rund een algemene huidontsteking. De huid wordt hard en dik, het haar valt uit en er ontstaan huidplooien en barsten waarin bacteriën of vliegenlarven zich kunnen vestigen met complicaties tot gevolg.

Diagnose

In de acute fase (eerste 2-3 weken) kan er een diagnose gesteld worden via PCR op een ongestold bloedstaal. Meestal manifesteert de ziekte zich pas duidelijk in de meer chronische fase en op dat moment is PCR op bloed niet meer mogelijk.

Een vermoeden op basis van klinisch onderzoek kan bevestigd worden via serologie (antistoffen ELISA) of histologie van de hyperkeratoseletsels. Ook voor de detectie van symptoomloze dragers is serologie (antistoffen ELISA) zeer geschikt. Een extra serologische bevestiging is mogelijk via de ‘Western Blot’ techniek.

Preventie en behandeling

De behandeling is zo goed als onmogelijk en dient ingezet in een zeer vroege fase van de ziekte (als er nog geen diagnose is!). Een vaccin is op dit moment evenmin beschikbaar.

Alle aandacht dient zich dus te richten op preventie.

Het aankopen van symptoomloze dragers, ingevoerd vanuit risicogebieden (o.a. Frankrijk en Duitsland), vormt het grootste probleem.

  • Vermijd daarom om dieren aan te kopen uit risicogebieden.
  • Indien het toch gebeurt, hou de dieren dan in quarantaine.
  • Laat ze serologisch onderzoeken op antistoffen en maak afspraken met de verkoper wanneer het resultaat positief is. Alleen door snelle opsporing van de ziekte kunnen de economische gevolgen voor onze veestapel beperkt blijven.

Door het feit dat de risicogebieden van besnoitiose zeer dicht bij onze landsgrenzen liggen (Noord-Frankrijk, Duitsland) is het risico heel groot dat de ziekte ook bij ons opduikt.

  • Neem dus steeds de nodige voorzorgmaatregelen en laat bij verdachte gevallen bloedmonsters onderzoeken in het laboratorium.
  • Daarnaast is vliegenbestrijding in de stal en op de weide bij de dieren van groot belang om de potentiële vectoren te bestrijden.