Wat te doen bij een vermoeden van Hoogpathogene Aviaire Influenza (HAI)?
Naar aanleiding van een uitbraak vorige week van het hoogpathogeen vogelgriepvirus H5 in Menen is extra waakzaamheid geboden. Dierenartsen die ook maar enig vermoeden hebben van HAI bij pluimvee verwittigen onmiddellijk de lokale controle-eenheden (LCE). Dit geldt voor zowel dieren van hobby- als van professionele houders. Bied kadavers of monsters aan bij DGZ voor verder onderzoek om AI te kunnen uitsluiten.
Om besmetting met het vogelgriepvirus te kunnen uitsluiten, bied je als dierenarts kadavers aan bij DGZ voor verder onderzoek onder verhoogde waakzaamheid. Je kunt ook swabs nemen voor verder onderzoek.
Waar kun je op letten?
Hou een aantal symptomen in de gaten (bij professionele pluimveehouders: doe dit op stalniveau) en neem actie van zodra een van volgende zaken zich voordoet:
- een daling van de normale voeder- en waterconsumptie van meer dan 20 %;
- een sterfte van meer dan 3 % per week;
- een daling van de leg met meer dan 5 % die langer dan twee dagen duurt;
- klinische tekenen of letsels bij post-mortemonderzoek die wijzen op aviaire influenza.
Wees ook bij minder ernstige symptomen steeds aandachtig en breng bij twijfel steeds monsters binnen.
Welke actie kun je ondernemen?
- Laat recent gestorven dieren onderzoeken bij DGZ of ARSIA.
- Of neem 5 cloacale en 5 tracheale swabs (bij eenden 10 van elk) voor onderzoek bij DGZ of ARSIA.
Zoals hierboven al aangegeven: bezorg bij twijfel steeds monsters aan DGZ of ARSIA.
Verwittig bij een verdenking onmiddellijk de LCE, de contactgegevens vind je op de website van het FAVV.