In het weekend van 13, 14 en 15 september werd Sanitel naar een nieuw informatica-platform overgebracht. De migratie verliep goed, maar de performantie van Sanitel was voorbije dagen van die aard dat ze bij bepaalde gebruikers vaak lange wachttijden veroorzaakte en onterechte foutmeldingen gaf. Op 18 september werden correcties doorgevoerd waardoor de werking van Sanitel opnieuw acceptabel is. Er kunnen nog kleine of individuele problemen opduiken, maar zonder impact op de algehele performantie. In de loop van de volgende dagen volgt communicatie over de datum waarop de performantie van Sanitel weer als normaal wordt beschouwd en wanneer de ontbrekende registraties uiterlijk moeten gebeuren.

078 05 05 23
Kies je dier
Kies je dier

Dat melk een bron van eiwitten is, is al lang geweten. Een glas halfvolle melk van 150 ml bevat al zo’n 10% van de dagelijks aanbevolen hoeveelheid melkeiwitten. Ongeveer 80% van deze eiwitten bestaat uit verschillende soorten caseïne-eiwitten, ook wel kaasstof genoemd vanwege hun rol bij het maken van kaas. Bètacaseïne is de op één na meest voorkomende vorm, die zelf ook weer bestaat uit minstens acht varianten.

A1- versus A2-melk

De twee varianten die het vaakst voorkomen zijn A1-bètacaseïne en A2-bètacaseïne. Melk kan zowel A1- als A2-bètacaseïne bevatten, maar in A2-melk zit alleen A2-bètacaseïne. Hoewel op dit moment de positieve impact van A2-melk op de gezondheid van de mens nog niet is bewezen, stappen melkveehouders wereldwijd over naar de productie van A2-melk om aan de stijgende marktvraag te voldoen.

Of een koe al dan niet A2-melk produceert, wordt bepaald door haar genetica. Elke koe erft twee kopieën van het bètacaseïne-gen, eentje van het moederdier en eentje van het vaderdier. Zo’n kopie wordt een allel genoemd. Een heterozygote koe heeft twee verschillende allelen (bv. A1A2) en produceert melk met zowel het A1- als A2-bètacaseïne, wat ongewenst is voor de productie van zuivere A2-melk.

Een homozygote koe heeft twee identieke allelen (A1A1 of A2A2), waardoor ze uitsluitend zuivere A1- of A2-melk produceert. Daarom zetten veehouders in op het kweken van homozygote A2A2-koeien.

Er is aanzienlijke genetische variatie onder melkveerassen. Zo zouden de rassen Jersey, Guernsey en Brown Swiss voornamelijk A2-melk produceren en in Holstein Friesian-kuddes zou 40% van de koeien van nature A2-melk produceren, hoewel duidelijke en betrouwbare cijfers ontbreken. Het voorkomen van sommige genetische varianten kan sterk beïnvloed worden door specifieke kweekprogramma’s, soms zelfs onbedoeld, waardoor er grote regioverschillen kunnen ontstaan. Dus om zeker te weten wat de genetica van het dier is, blijft genetisch testen met bijvoorbeeld PCR noodzakelijk.

Bepaalde rassen zouden voornamelijk A2-melk produceren, waaronder het Jersey-ras.

Nieuwe PCR-analyse detecteert A2

Vanaf vrijdag 6 september 2024 biedt MCC een allel-specifieke PCR-analyse aan om te bepalen of een koe homo- of heterozygoot is voor A2, en of het tankmelkmonster zuivere A2-melk bevat. De PCR detecteert de A2- en niet-A2-allelen in zowel individuele melk als in tankmelk. Op die manier kom je te weten welke van je koeien A2-koeien zijn, waarmee je kunt kweken om een kudde te verkrijgen met enkel homozygote A2-dieren die zuivere A2-melk produceren.

Onderstaande tabel geeft een overzicht van de mogelijke resultaten.

De analyse kan worden aangevraagd bij MCC via het aanvraagformulier “Diagnostiek melk”. Een tankmelkonderzoek kan ook steeds worden aangevraagd op de officiële kwaliteitsmonsters. Hiervoor kan je contact opnemen met de helpdeskmedewerkers van MCC (via mail info@mcc-vlaanderen.be of telefoon 078 15 47 10). Het tarief vind je in de MCC-tarievenlijst.