Weideseizoen voorbij: tijd om verborgen parasieten op te sporen!
Tijdens het weideseizoen komen runderen in contact met allerlei parasieten die van jaar tot jaar anders kunnen zijn en ook verschillen in infestatiegraad. Daarom is het ten zeerste aangewezen om elk jaar bij het opstallen je veestapel te onderzoeken in hoeverre parasieten een belangrijke impact hebben op productieresultaten en diergezondheid. Op die manier stuur je niet alleen de parasitaire controle op je bedrijf tijdig bij, maar kun je ook productieverliezen vermijden. Het “Parasitair Profiel” kan je daarbij helpen.
Jaarlijks wisselende weersomstandigheden tijdens de zomer zorgen ervoor dat parasitaire besmettingen enorm kunnen variëren van jaar tot jaar. Door ieder jaar je evaluatie kort na het opstallen uit te voeren, sla je drie vliegen in één klap want hierdoor weet je:
- of een opstalbehandeling nodig is,
- of je preventiebeleid eerder op het jaar volstond,
- hoe je volgend jaar de parasitair preventiebeleid op jouw bedrijf het beste kan aanpakken. Omdat deze preventie heel bedrijfsspecifiek is, overleg je dit het beste met je bedrijfsdierenarts.
Twee belangrijke parasieten
Bij runderen zijn de maagdarmworm Ostertagia ostertagi en leverbot Fasciola hepatica twee van de belangrijkste inwendige parasieten. Alle volwassen runderen met weidecontact zijn in meer of mindere mate drager van O. ostertagi ter hoogte van de lebmaag. Bij leverbot speelt de aanwezigheid van de poelslak een cruciale rol als tussengastheer.
Figuur: De leverbotcyclus met de leverbotslak als tussengastheer, herwerkt uit Liver fluke – The facts, Animal Health Ireland
Parasitair Profiel geeft mate van besmetting aan
Met het Parasitair Profiel kan je nagaan in welke mate jouw runderen tijdens het afgelopen weideseizoen in contact kwamen met bovenvernoemde parasieten. Dit kan eenvoudig met de ODR-bepaling (Optische Densiteit Ratio) op tankmelk, die weergeeft hoeveel antistoffen (IgG ELISA) er aanwezig zijn die gericht zijn tegen O. ostertagi en F. hepatica. De resultaten vertellen jou hoe ernstig de bedrijfsbesmetting is en of een behandeling al dan niet nodig is.
Aan de hand van de ODR-waarde kun je ook het eventuele productieverlies door gedaalde melkproductie op het bedrijf inschatten.
Vervolledig Parasitair Profiel met jongvee-monitoring
Na het opstallen is het aangewezen om ook het jongvee dat zijn eerste weideseizoen gehad heeft te monitoren. Dit vervolledigt het Parasitair Profiel van jouw bedrijf. Een effectieve methode hiervoor is het meten van de hoeveelheid pepsinogeen in het bloedserum. Waarom pepsinogeen? Normaal zet een gezonde lebmaagwand persinogeen om in pepsine, een stof die nodig is voor de eiwitvertering. Bij een besmetting met O. ostertagi raakt de lebmaagwand beschadigd. Dit verstoort de omzetting waardoor het pepsinogeengehalte in het serum stijgt.
Voordelen van de pepsinogeentest:
- Het geeft inzicht in de parasitaire blootstelling tijdens het afgelopen weideseizoen.
- Het helpt bij het bepalen van de juiste maatregelen voor het komende weideseizoen.
Meer informatie over de interpretatie van de ODR-waarden van tankmelk en de pepsinogeenwaarden op serum vind je bij de info over het Parasitair Profiel verder op onze website.
Vergeet niet: naast maagdarmwormen en leverbot kunnen vele andere parasieten productieverliezen veroorzaken. Maak de controle op parasieten daarom een vast onderdeel van jouw bedrijfsmanagement, voor een optimale gezondheid en productiviteit van jouw kudde.
Vragen?
Met vragen over parasitaire besmettingen en behandelingen kun je terecht bij jouw bedrijfsdierenarts of bij DGZ op tel. 078 05 05 23 of e-mail helpdesk@dgz.be.
Hoe Parasitair Profiel aanvragen?
De onderzoeken op tankmelk worden bij MCC uitgevoerd. Je kunt een aanvraag indienen via het formulier diagnostiek melk van MCC; vink daarbij volgende items aan: antistoffen ostertagia en fasciola.
Of je neemt een aanvraagformulier van DGZ en schrijft er duidelijk bij dat het gaat om antistoffenbepaling via ODR-methode in tankmelk, fasciola en ostertagia.
De onderzoeken voor pepsinogeenbepaling in het bloed bij jongvee kan men aanvinken op het aanvraagformulier van DGZ, bij het onderdeel 'Klinische biochemie'.