Opgelet: verlenging verbouwingswerken kadaverfrigo! De kadaverfrigo is tot vrijdag 20 december buiten de kantooruren niet beschikbaar wegens verbouwingswerken. Om je maximaal van dienst te zijn, kun je gedurende deze periode je kadavers afleveren aan het loket, elke werkdag van 8.30 tot 17.00 u. Onze excuses voor het ongemak. We doen ons best om onze dienstverlening zo min mogelijk te verstoren. Bedankt voor je begrip.

078 05 05 23
Kies je dier
Kies je dier

  
Men schat dat 50 à 80% van de humane stammen afkomstig is van pluimvee, enerzijds via de bereiding en consumptie van onvoldoende verhit pluimveevlees maar anderzijds ook via direct contact met pluimvee en de landbouwomgeving.

Besmettingsroute

Eens enkele kippen in een stal besmet zijn, verspreidt Campylobacter zich snel doorheen een toom o.a. via het drinkwatersysteem waardoor binnen enkele dagen de volledige toom gekoloniseerd is (Herman et al., 2003). De dieren scheiden veelal hoge aantallen campylobacters uit en blijven besmet tot slachtleeftijd. Over het algemeen kan Campylobacter beschouwd worden als een schadeloze bacterie, al zijn er nu aanwijzingen dat deze toch zou kunnen leiden tot darmontsteking, diarree, nat strooisel en zo tot pootproblemen.

Tijdens het slachtproces is het mogelijk dat er darminhoud op de karkassen lekt wat kan leiden tot gecontamineerd pluimveevlees. Gezien de hoge kolonisatiegraad in de ceca, zijn de karkassen dan ook vaak besmet met hoge aantallen campylobacters. Gezien het nakend proceshygiënecriterium in combinatie met het verbod op chemische decontaminatie van de kippenkarkassen in het slachthuis, is het ingrijpen op niveau van de primaire sector wenselijk. Aangezien de kippendarm de enige plaats is waar Campylobacter zich kan vermenigvuldigen in dit productieproces, is het vermijden van kolonisatie dan ook een logische stap. Men heeft berekend dat wanneer de Campylobacter aantallen in de ceca 10 keer verlaagd kan worden, dit een reductie zou geven van het aantal humane Campylobacter gevallen met 55% (Messens et al., 2007, EFSA, 2011).

Proceshygiënecriterium voor de vleeskuikensector

Voor de vleeskuikensector gaat vanaf 1 januari 2018 het door Europa opgelegde proceshygiënecriterium voor Campylobacter in (EU2017/1495). Dit houdt in dat de nekvellen die genomen worden voor analyse op Salmonella in pluimveeslachthuizen eveneens zullen geanalyseerd worden op Campylobacter. Hierbij is de grenswaarde 1000 Campylobacter bacteriën per gram nekvel en het aantal stalen dat deze grenswaarde mag overschrijden zal in de loop van de jaren dalen.

Het proceshygiënecriterium voor Campylobacter in vleeskuikenkarkassen heeft tot doel de besmetting van karkassen tijdens het slachtproces onder controle te houden. Dit proceshygiënecriterium zou moeten leiden tot verbetering van de hygiëne bij het slachten, herziening van de procesbeheersing, de oorsprong van de dieren en de bioveiligheidsmaatregelen op de bedrijven van oorsprong.

Aanpak & preventie: bioveiligheid staat centraal

In het verleden is er reeds veel onderzoek uitgevoerd naar de mogelijkheden voor reductie van Campylobacter in de primaire fase via voeder- of drinkwateradditieven, bacteriofagen en vaccinatie maar allen zonder veel succes in praktijkomstandigheden of nog niet aangetoond in de praktijk (Robyn et al., 2015). Momenteel veronderstelt men dat enkel verhoogde bioveiligheidsmaatregelen een impact zouden kunnen hebben op de Campylobacter-status van een bedrijf. Het doel van deze preventieve maatregelen is om te vermijden dat het eerste dier besmet wordt, wat niet eenvoudig is aangezien de infectiedosis laag is. Uit literatuur blijkt dat kolonisatie van de dieren onder andere geassocieerd is met: het seizoen, de leeftijd van de dieren, een Campylobacter-positieve toom in de vorige ronde, een te korte of te lange leegstand tussen twee tomen, de ouderdom van de stal, het aantal stallen op een bedrijf en uitwisseling van materiaal tussen deze stallen, de aanwezigheid van andere (nuts)dieren op het bedrijf of in de nabije omgeving, het uitdunnen van de toom, het aantal personen werkend in de stal, omgevingscontaminatie, etc. (Agunos et al., 2014; Sommer et al., 2016, Smith et al., 2016). Deze risicofactoren zijn allemaal gerelateerd met bioveiligheid; zo is de factor seizoen te verklaren door de aanwezigheid van meer (met Campylobacter besmette) vliegen in de zomer en hebben de andere factoren te maken met de mogelijkheid van insleep van campylobacters vanuit de omgeving of de stal zelf.

In de Scandinavische landen zet men reeds jaren sterk in op een verhoogde hygiëne en bioveiligheid. Zo is men er in Denemarken in geslaagd om met een strikte bioveiligheid gecombineerd met het plaatsen van vliegenramen de prevalentie van Campylobacter positieve tomen te reduceren van 41% tot 10% (Hald et al., 2007; Bahrndorff et al., 2013). Al zijn de risico-factoren in de meeste landen grotendeels gelijklopend, toch moet de implementatie van de verhoogde bioveiligheidsmaatregelen land per land bekeken worden. Zo is het plaatsen van vliegenschermen pas zinvol als alle andere bioveiligheidsmaatregelen strikt gevolgd worden. Uit een preliminaire studie van Biocheck.Ugent blijkt dat er grote verschillen zijn in de bioveiligheid op Belgische braadkippenbedrijven (Gelaude et al., 2014) en dat er in België dus zeker ruimte is voor de verbetering. In de UK heeft men recent aangetoond dat via het respecteren van eenvoudige bioveiligheidsprincipes de kans op gekoloniseerde tomen gereduceerd wordt met 53-86% op moment van uitdunnen. Op moment van totale depopulatie was het effect van de verhoogde bioveiligheid echter minder uitgesproken: tomen die waren uitgedund hadden meer dan twee keer de kans op kolonisatie dan tomen die niet uitgedund waren (Georgiev et al., 2016).